“Speel dit eens”, suggereert mijn pianoleraar, “dit is een echte jazz-standard die je moet kennen”. D-E-Fis-C. “Het zou ook leuk zijn als je de tekst erbij kon zingen. Heb je die ergens?
Heb je die ergens.
Ja, in het diepst van mijn brein – voor eeuwig verankerd.
Ik was zeven jaar en het leven was nog vredig, ongecompliceerd en overzichtelijk.
Mijn vader zong vaak liedjes van de radio met zijn lieve, lichte tenorstem. Het was de tijd van de swing of softswing, voor zover het vanuit Amerika was overgewaaid.
Eén liedje zong hij altijd bijzonder slepend en ontroerend. De tekst begreep ik niet maar ik voelde dat het heel verdrietig was.
“Hij zingt over zijn vriendin, die bij hem weg gegaan is. Dat hij daar erg verdrietig over is, en dat het nu ook nog herfst is geworden” legde mijn vader uit. “Die ottem liefs of reddend gold. The hens I joest to hold. En soen I hier a winners song.”. Het was mijn eerste ervaring met liefdesverdriet en het trof me diep. Ik moest er steeds een beetje van huilen.
Nat King Cole
Vanaf mijn negende jaar stelde ik er een eer in met mijn minimale kennis van het Engels en veel fantasie allerlei liedjes van de radio te vertalen. Zo ook die Autumn leaves.
Maar waarom was dat nou zo’n zielig liedje? Hij zingt toch echt dat hij binnenkort een winnend liedje te horen krijgt! Hij wordt gered door de gouden blaadjes. En dan die handen die hij gebruikte om wat dan ook vast te houden … Zo erg kan het dus niet geweest zijn.
Ik vind mijn eigen vertaling nog steeds stukken beter dan de officiële. Al was het alleen maar omdat ik het lied, ruim zestig jaar later nog steeds woordelijk kan meezingen.
“Probeer wat gevoel in die tekst te leggen” zegt de pianoleraar.
Alsof ik het ooit anders zou kunnen!!!
“Autumn Leaves”
The falling leaves drift by the window
The autumn leaves of red and gold
I see your lips, the summer kisses
The sun-burned hands I used to hold
Since you went away the days grow long
And soon I’ll hear old winter’s song
But I miss you most of all my darling
When autumn leaves start to fall
Met de camera op de handen gericht ziet het publiek zien hoe het orgel bespeeld wordt
Op zaterdag 7 mei 2016 gaf de Engelse organist Eddie Ruhier een concert op theaterorgel Lady Compton in het Draaiorgelmuseum te Haarlem. Ruim twee uur lang konden de aanwezigen genieten van het veelzijdige repertoire van Eddie, van licht klassiek tot regelrechte rock-‘n-roll. Wat kan zo’n orgel swingen!
Eddie Ruhier werd in 1950 geboren in Horncastle, een marktstadje in het noorden van Engeland. Zijn ouders hadden een piano, waar Eddie al snel op kon spelen en die hij als jongetje met behulp van punaises wist om te toveren in een honky-tonk piano.
Hij was toen al enorm muzikaal en kon erg goed zijn gehoor muziek spelen. Dat brak hem later op; omdat hij geen noten kon lezen, kon hij geen eindexamen doen aan de muziekschool, hoe goed zijn spel ook verder was.
Toch slaagde hij erin van de muziek zijn beroep te maken. Hij kreeg van zijn vader een Clavioline (een voorloper van de synthesizer, bekend van onder andere Telstar van The Tornados en Runaway van Del Shannon), later gevolgd door een klein Kimball orgel.
Bij toeval maakte hij kennis met een echt Hammondorgel waar hij na een moeizame start geheel verslingerd aan raakte. Na verloop van tijd kreeg hij een aanstelling als stadsorganist in Birmingham.
Inmiddels heeft hij de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Daarover zegt hij: “Ik heb een lange, heel fijne carrière achter de rug: ik speelde in ijspistes, verzorgde zomerconcerten, ik reisde de hele wereld over als organist op cruiseschepen, ik gaf overal ter wereld concerten – maar nu is het tijd om uit te rusten. Ik kan nooit stoppen met muziek maken, maar van nu af aan speel ik alleen voor mijn eigen plezier”.
Over het orgel Lady Compton
Het instrument dat Eddie Ruhier bij deze gelegenheid bespeelde werd in 1935 door de Londense fabriek John Compton gebouwd als theaterorgel voor een bioscoop in Rochester (Kent). Ook in talloze bioscopen kon je zo’n gigantisch instrument vinden, bij voorbeeld in de Haarlemse Cinema Palace aan de Grote Houtstraat.
Na een werkzaam leven als kerkorgel, onder andere in het plaatsje Orpington (Zuid-Engeland), en theaterorgel in de Stadsgehoorzaal van Middelburg, mocht zij met pensioen in het Haarlemse Draaiorgelmuseum, waar zij liefdevol gerestaureerd is en aangepast aan bespeling in deze ruimte.
Over het draaiorgelmuseum
Na een lange voorbereidingstijd werd in 1969 het Draaiorgelmuseum geopend in een oude fabriekshal aan de Werfstraat te Haarlem. Eind jaren ’90 werd het museum met sluiting bedreigd en was de waardevolle collectie instrumenten gedoemd om in opslag te verdwijnen. Na felle protesten van museumbezoekers en draaiorgelliefhebbers en na heel veel inspanning van de vrijwilligers werd er in 2004 een nieuwe locatie geopend aan de Kuppersweg.
De huidige collectie bestaat uit een groot aantal historische instrumenten (de oudste komt uit 1900). Deze instrumenten werden bij voorbeeld gebruikt op de kermis, in danszalen of cafés en als straatorgel.
Bijna wekelijks kunt u in het museum een of meer draaiorgels komen beluisteren. Op zaterdag worden er af en toe concerten georganiseerd, waarbij ook gedanst mag worden.
Elk jaar organiseert het museum op Tweede Pinksterdag een manifestatie met de naam “Haarlem Draait Door”, waarbij een aantal orgels spelend te zien en te horen zal zijn. Een impressie van dit evenement vindt u hier.
Voor de vijfde keer organiseerde koor “Hoe Gaat Het Ermee” een zangweekend in conferentiecentrum Mennorode te Elspeet. Het koor is bestemd voor zangers en zangeressen vanaf 55 jaar en staat onder leiding van Leny van Schaik. Sinds kort kunnen ook leden van de andere koren van deze dirigent op het zangweekend intekenen, omdat anders het minimum aantal deelnemers niet gehaald wordt.
Directie-overleg op hoog niveau
Doel van dit weekend is met elkaar een ontspannen weekend te beleven zonder de druk van een daarop volgend optreden. Het zangplezier hoort voorop te staan. Dit beïnvloedt uiteraard de keuze van het repertoire.
Hoewel de deelnemers elkaar niet allemaal kenden, heerste er vanaf het begin een gemoedelijke sfeer waarin voldoende ruime was voor speelse grappen en opmerkingen. Dit was al ingezet op de heenreis waarbij de chauffeur nadrukkelijk meldde dat hij graag toegezongen wilde worden.Na aankomst op Mennorode was er ruim tijd om de bagage naar de hotelkamer te brengen, de kamer naar wens in te richten en de omgeving te verkennen. Mennorode is namelijk prachtig gelegen in de Veluwse bossen en in de nazomer zijn de bloeiende heidevelden beslist een bezoek waard. Mennorode werd in 1925 opgericht en diende oorspronkelijk als ontmoetingsplek voor de doopsgezinde gemeenschap. Tegenwoordig is het een van de duurzaamste locaties in Nederland.
Wat het meedoen aan dit weekend onder de titel “Het Gaat Goed” extra feestelijk maakt, is de uitstekende verzorging op Mennorode. ’s Morgens kun je genieten van een uitstekend en uitgebreid ontbijtbuffet, het lunchbuffet wordt opgevrolijkt door een warme snack en het dinerbuffet is zeer uitgebreid, kwalitatief goed en komt aan alle dieetwensen tegemoet.
Als deelnemer hoef je je alleen maar te laten meeslepen door het ritme van het programma. Je hoeft je verder nergens zorgen over te maken. Je bent er echt eens helemaal uit.
Wij als koorzangers maken gebruik van de Grote Zaal als repetitieruimte, aanvankelijk een kapel of kerkzaal (“vermaning” zoals de doopsgezinden zeggen) maar sinds enkele jaren is er een aparte kerkruimte die voor geen ander doel gebruikt wordt. Je kunt er echter als toeschouwer gewoon binnenlopen.
Op de eerste dag, vrijdag, waren er twee repetities. Een enkeling bleef na de avondrepetitie in de Schaapskooi hangen voor nog een laatste koffie of een glaasje wijn. Geen wonder na zo’n best zware dag van reizen en settelen. Maar zaterdagavond was het gewoon erg druk: we kaartten wat, we deden een spel, we wisselden onze levensverhalen uit of zaten stil in een hoekje wat te schetsen of lezen. Menigeen bleef tot laat buiten: het was er ook warm genoeg voor.
Trekpotje spelenPresentator Edith in passende kledij
Zondag werd er ook gerepeteerd, maar onze beste krachten bleven gespaard voor de Bonte Avond. Een heel spektakel, waar ook weer heel duidelijk werd hoeveel getalenteerde mensen aan dit weekend meededen. Er waren voordrachten, liedjes, uitreikingen, sketches … er werden verhalen en gedichten voorgelezen, er werd gemusiceerd op de angklung … kortom: een heel bijzondere avond, niet in het minst door de vlotte en deskundige presentatie van onze Edith.
Volksdans met mooie rokjesVerrassend optreden van subkoor
Alex’ afscheidslied
Bij het vertrek de volgende dag werden de buspassagiers uitgezwaaid door degenen die met de auto terug gingen. Alex deed een ontroerend verrassingsoptreden met zijn gitaar, heel bijzonder.
Een greep uit het repertoire
– Alles schweiget (Mozart)
– Many years en enkele andere volksmelodieën
– Bloeit een bloempje (broeder Leontinus)
– Gij vogels (Sabatini)
– Aye Kerunene (Afrikaans)
– Air van Bach (from little Air on the G string) (ooit ook bekend als “How gentle is the xxrain”/A lovers concerto van meidengroep The Toys uit de zestiger jaren)
Voor meer informatie over de aktiviteiten vsn Leny van Schaik verwijs ik naar de website
Niemand zal van pure vreugde uit zijn stoel springen wanneer de namen van Hank Hunter en Jack Keller in de loop van een diepgaand muzikaal gesprek opdoemen. Toch kent iedere wat oudere muziekliefhebber een handvol van de songs die zij schreven. Ze kwamen elkaar rond 1960 vaak tegen in het beroemde Brill Building, een kantoorgebouw op 49th Street in Manhattan (New York). In elk kamertje van dit immense gebouw waren dag in dag uit mensen bezig met het schrijven en componeren van liedjes in het lichtere genre. Er zijn heel wat mooie songs uit voortgekomen, vooral ook waar de koppen bij elkaar gestoken werden om de talenten te bundelen. Zo ging het ook met Hank Hunter en Jack Keller. Beiden hadden hun sporen al verdiend, zowel alleen als in samenwerking met andere componisten van naam.
Hunter schreef (samen met Barry Mann) het nummer Footsteps voor Steve ‘Go away little girl’ Lawrence, Tears and Roses voor Al Martino en voor Connie Francis Vacation.
V.A.C.A.T.I.O.N.
Jack Keller had een aantal bekende songs op zijn naam staan, zoals Everybody’s somebody’s fool (ook een Connie Francis-hit), Run to him voor Bobby Vee en Venus in blue jeans, een hit voor Mark Wynter.
In 1959 schreven zij samen One Way Ticket (to the blues) dat op de B-kant van een Neil Sedaka single, te weten Oh Carol, terechtkwam.
De single uit 1959
Neil Sedaka
Neil Sedaka had een blauwe maandag deel uitgemaakt van de groep The Tokens maar besloot in 1957 tot een carrièreswitch. Ook hij vestigde zich ook in het Brill Building waar hij talloze songs schreef met en zonder collega’s. Na een aantal redelijk onopgemerkt gebleven singles (I go ape en Crying my heart out for you) kwam zijn doorbraak in 1959 met Oh Carol. Dit was een groot succes in Italië maar de B-kant, One way ticket, werd nummer 1 in Japan.
Beroemd tot in Japan
Terwijl Sedaka’s carrière voortdenderde, bleef One way ticket verder een beetje in de vergeethoek hangen. In vele talen nam Neil zijn liedjes op, onder andere in het Italiaans, Spaans, Duits, Hebreeuws en Japans. Zijn carrière kwam in een dip terecht, evenals die van vele collega’s, door het oprukkend geweld van de Britse popmuziek, met name de Beatles. Hij liet het hoofd niet hangen en schreef hits voor onder andere The Monkees, Fifth Dimension en Franki Valli.
Daarnaast was hij een begaafd klassiek pianist die echter op een Tsjaikovskiconcours te Moskou werd gediskwalificeerd vanwege zijn rock and roll carrière en de slechte invloed die hij daardoor zou uitoefenen op de Russische jeugd.
Ook in de jaren die volgden bleef Sedaka actief in de muziek. Tot op de dag van vandaag treedt hij nog op, bijvoorbeeld in Beverly Hills en Las Vegas.
Frank Farian
Farian’s grootste successen
Inmiddels kwam in Europa de discorage tot leven en probeerde de Duitse Franz Reuter onder de naam Frank Farian een carrière als zanger te starten. Hij had niet voldoende uitstraling om uit te groeien tot een ster, daar was hij trouwens veel te verlegen voor, maar hij wist als geen ander hoe een groep moest klinken en hoe die er uit moest zien. Onder de naam Boney M nam hij een plaat op “Baby do you wanna bump”. Dit werd per ongeluk een hit en dus moest er opgetreden worden. Daartoe verzamelde hij een aantal gekleurde dansers uit Aruba en andere tropische gebieden. Deze groep ging voortaan door het leven als Boney M, maar Farian nam de leadzang in de studio voor zijn rekening.
In het kielzog van Boney M richtte Farian nog andere glitter-discogroepjes op, zoals Milli Vanilli (de echte zangers waren niet mooi genoeg om op te treden) en Eruption.
Niet Boney M maar Eruption
De Londense groep Eruption vond in eigen land geen gehoor meer. Daarom verkaste ze naar Duitsland, waar ze voorgesteld werd aan Frank Farian. Hij zag wel iets in de groep: vier mooie donkergekleurde mensen die niet alleen konden dansen maar ook zelf goed konden zingen. Elke oudere muziekliefhebber herinnert zich nog wel het bloempot-met-kralenkapsel van leadzangeres Precious Wilson. Nadat Eruption (echte muzikanten dus) succes had geboekt als openingsact bij de (neppe) Boney M optredens, bood Frank Farian hun een platencontract aan. Het album bestond voornamelijk uit in een discojasje gestoken redelijk onbekende nummers van andere artiesten. Het door Ann Peebles onnavolgbaar op de plaat gezette “I can’t stand the rain” werd een hit in de versie van Eruption. Dit vroeg om een vervolg en zo werd Neil Sedaka’s B-kantje One Way Ticket een succes voor deze noveltygroep. Het grote succes was hierna voor de groep Eruption ten einde.
Precious Wilson begon een solocarrière die tot op heden voortduurt. Ze treedt op als Precious Wilson maar ook als Precious Wilson & Eruption.
Op de solotoer
Het nummer One Way Ticket (to the blues) heeft een aantal terecht vergeten coverversies gekend. Ik noem er een paar.
De Deense Dett nu The Cliffters (een Cliff Richard coverband avant la lettre) in 1964.
In 1969 The Scarlets, eveneens een Deense band.
Barry Blue (pseudoniem van Barry Green), voorwaar toch niet de eerste de beste, die onder andere repertoire schreef voor Lynsey de Paul.
Er waren instrumentale versies van orkesten als Max Greger en Ernst Lambert.
Ook kwam er nog een uitgekauwde en aangepaste versie van Precious Wilson, maar die kunt u beter vergeten.
Op You Tube, het gezaghebbende internetmedium anno 2015, wordt het succes van One Way Ticket hardnekkig toegeschreven aan Boney M. Geen wonder, want Frank Farian projecteerde zijn muzikale sound op alles wat hij produceerde.
Nu we een pick-up+ in huis hebben (een grammofoon met radio, waarmee je ook LP’s en CD’s tot MP3-formaat kunt omtoveren) leek het ons leuk eens een LP-beurs te bezoeken.
Op 28 december, wat later op de middag, begaven we ons naar de Beijneshal (die bijna onneembare apenrots tegenover het station van Haarlem) om eens flink te gaan snuffelen. Geen vooropgezet plan, gewoon eens kijken. We troffen een handjevol gedreven handelaren aan met kratten vol LP’s maar ook CD’s en een enkeling verkocht ook wat merchandisingspulletjes zoals pepermuntdoosjes met een foto van Elvis Presley.
De prijzen liepen nogal uiteen, maar je kon al vanaf 2 euro met een schijf vinyl naar huis. Probleem: wat koop ik en wat koop ik beslist niet? Daar had ik nog niet over nagedacht. Dus moest ik mezelf goed in bedwang houden en me beperken tot de goedkope LP’s. Als een blok viel ik voor Powerful People van Gino Vanelli uit 1975. Nee, niet de volgende LP er ook bij kopen. Streng zijn! Daarbij wel de verzamelLP In Good Company met onder andere Laura Nyro, Spirit en Johnny Winter. Voor 6 euro had ik mezelf helemaal blij gemaakt!
Tweemaal per jaar wordt er in de Beijneshal een platenbeurs gehouden. De datum van de volgende beurs is nog niet bekend.
De Beijneshal is goed te bereiken voor mensen met een handicap. Er is een lift. Die moet je wel even weten te vinden!
Een zwak voor Gino
Voor Gino Vanelli heb ik trouwens een groot zwak. Ooit was er in een soort voorloper van de Top-2000 een programma dat Matthijs van Nieuwkerk (toen een vrij nieuwe TV-verschijning) presenteerde. Eén van de gasten, een jongedame, kwam haar plakboek over Gino Vanelli brengen. Het was inderdaad een schitterend boek. Of ze het niet aan de Maestro zelf zou willen overhandigen, vroeg Van Nieuwkerk een beetje vilein. Dat leek haar geweldig. De TV-camera zwenkte ineens naar een opengaande deur. En Daar Kwam Hij! Zelf! zijn plakboek ophalen. De jongedame was totaal de kluts kwijt en kreeg een paar ferme zoenen van Gino Vanelli! Dit fragmentje heb ik zo vaak langs laten komen, dat ik de videoband totaal verruïneerde. Dit was voor mij het allerbeste TV-fragment allertijden! Dat zou ik nog we eens in de herhaling willen zien.
We hadden erover gelezen: Duo Waterwolf had een serie concerten georganiseerd met als thema de strijd tegen het water en de drooglegging van het Haarlemmermeer. Dit op drie bijzondere locaties: museumgemaal De Cruquius, gemaal De Lynden en tenslotte De Leeghwater in Buitenkaag. Elk concert had een bijzondere gastspeler. Zo werden de geluiden van het stoomgemaal te Cruquius onderdeel van de muzikale presentatie en was in De Lynden een slagwerker uitgenodigd om de rol van de machine over te nemen.
Bij het derde concert, op 7 december jl. in gemaal De Leeghwater, was onze agenda leeg en konden we kaartjes reserveren. Dit werd zeer vlot geregeld door schouwburg De Meerse, die bovendien de gouden tip meegaf dat er aan de kassa van het gemaal waarschijnlijk geen pinautomaat beschikbaar was. Dat is nog eens meedenken!
Duo Leeghwater bestaat uit Marieke Wenink op de altviool en Marieke Franssen op diverse fluiten, die beiden een sterke fascinatie hebben ontwikkeld voor gemalen en polderlandschap.
Zij spelen het liefst op locatie omdat er op die manier een unieke wisselwerking tot stand komt tussen de muziek en de omgeving, die verrijkend werkt voor de beleving. In 2012 werd de recente compositie Halte Pompstation al in vijf verschillende gemalen uitgevoerd. Beide muzikanten hebben hun sporen overigens meer dan verdiend in diverse Nederlandse muziekgezelschappen.
Dit jaar heeft het gezelschap er dus voor gekozen de geschiedenis van het Haarlemmermeer en de drooglegging uit te lichten. De Leeghwater is het enige nog werkende gemaal en normaal gesproken niet open voor het publiek. Bij binnenkomst werden de bezoekers onthaald op gratis koffie en thee met lekkere koekjes.
Na het openingswoord van oud-Suver Nuver groepslid Henk Zwart, thans actief als regisseur en dramaturg, maar ook als klassiek zanger, werd het gezelschap buitenom via de dijk geleid naar de zij-ingang van het gemaal, waar het terugtrekkende water gesymboliseerd werd door het wegtrekken van een blauw doek waarna het publiek een zitplaats kon innemen.
Op het programma stonden composities uit verschillende periodes. Jacob van Eijk, de 17de eeuwse componist was vertegenwoordigd met een stuk voor renaissancefluit. Er was muziek van J.S. Bach.
Henk Zwart zong onder andere twee Schubertliederen, in de Nederlandse “hertaling” van Jan Rot. Réflections, een compositie van René Samson, die zich ook onder het publiek bevond, ging hier in première. Datzelfde gold voor 365 Waterpaardenkrachten (deel III Wistudat?) van Arthur Wagenaar en Pomp van Pieter Smithuijsen. De verbindende teksten werden afwisselend voorgedragen door Marieke Wenink en Henk Zwart.
Het was een zorgvuldig en sfeervol uitgevoerd concert met de nodige afwisseling waar menigeen zich met gesloten ogen aan overgaf. Helaas was er ook een klein minpuntje: de teksten waren af en toe niet allemaal duidelijk verstaanbaar.
Na afloop hadden we erg veel spijt over de eerste twee concerten die we gemist hadden.
Of er een herkansing is? Ik zou het u niet kunnen zeggen.
Wel speelt duo Leeghwater op zaterdag 14 maart de voorstelling Waterwolf & Stads/einder in samenwerking met componist Arthur Wagenaar en pianist/cimbalist Nora Mulder. Dit vindt plaats in het Concertgemaal te Amsterdam-Noord. Ga erheen als u kunt! U zult er geen spijt van krijgen.
Bij het digitaliseren van mijn bejaarde Lp’s kreeg ik “Rock Machine I love you” uit 1969 onder ogen, met daarop het door Walter Carlos vertolkte Adagio uit Bach’s Brandenburgs Concert nummer 3. Mijn eerste kennismaking met het geluid van de synthesizer, het instrument dat de klank van de moderne muziek voor altijd zou veranderen. Vaak heb ik geprobeerd meer te weten te komen over de persoon van Walter Carlos, maar na 1970 heb ik nooit meer iets over hem terug kunnen vinden.
Anno 2014 is het een koud kunstje gegevens over personen en zaken op het internet terug te vinden. Zo kwam ik ertoe het onderzoek naar Walter Carlos te heropenen.
Iedereen kent de naam van Johann Sebastian Bach. Maar waar stond hij voor en wat was zijn betekenis? In de kunstgeschiedenis worden verschillende stijlperiodes onderscheiden. Tussen 1400 en 1600 floreerde de Renaissance in West-Europa. Daarna werd de Barok de toonaangevende stroming; deze duurde van circa 1600 tot circa 1750. Bach was met onder andere Vivaldi een prominent vertegenwoordiger van deze stroming. De dood van Johann Sebastian Bach wordt dan ook beschouwd als het einde van deze periode.
Brandenburgse concerten
Rond 1720 had Bach een betrekking aan het hof van een zekere PrinsLeopold van Anhalt-Köthen, maar hij voelde zich te zeer geremd door de beperkingen die deze baan met zich meebracht. Bij wijze van open sollicitatie droeg hij daarom een verzameling van zes concerten op aan Christian Ludwig, markgraaf van Brandenburg, die zich al vele malen lovend over zijn werk had uitgelaten. Deze reeks gaat derhalve door het leven als de “Brandenburgse concerten”.
Zelf noemde Bach deze reeks “Six Concerts avec plusieurs instruments”. De concerten zijn zeer uiteenlopend van karakter en geschreven voor verschillende muzikale gezelschappen en instrumenten. Enkele delen daaruit komen later terug als cantates, zoals “Ich liebe den Höchsten von ganzem Gemüte” uit het derde concert. Met dit concert is nog iets anders aan de hand: het eerste en het derde deel zijn volledig uitgeschreven en hebben als tempo allegro of allegro moderato. Van het tweede deel, een adagio, staan slechts twee akkoorden vermeld; het was waarschijnlijk de bedoeling dat hierop verder werd geïmproviseerd.
Robert Moog (23 mei 1934 – 21 augustus 2005)
Robert Moog werd op 23 mei 1934 geboren in New York. Na de highschool behaalde hij een bachelor in natuurkunde, daarna in elektrotechniek en zijn doctorsgraad kreeg hij in de technische natuurkunde. Van meet af aan lag zijn interesse bij het ontwikkelen en vervaardigen van elektronische instrumenten.
Moog speelt Theremin
Op zijn 19e jaar had hij zijn eigen fabriek van theremins1. Eind vijftiger jaren ontwikkelde hij daaruit, mede op verzoek van Raymond Scott2, de eerste synthesizer. Vanaf 1964 begon de dit instrument een commercieel succes te worden.
Onder de eerste gebruikers van de synthesizer komen we bijvoorbeeld tegen: The Monkees (in 1967), The Doors (Strange days, 1967), Keith Emerson (van Emerson, Lake & Palmer in 1968) en The Beatles op het Abbey Road album in 1969. Paul Bley, befaamd Canadees toetsenist uit de free-jazz hoek, was de eerste die een live-optreden met een synthesizer verzorgde. Dat was ook in 1969. Sindsdien is het instrument niet meer weg te denken uit de wereld van de moderne muziek.
Moog ontwikkelde in de loop der jaren een groot aantal verschillende synthesizers, zoals de Minimoog model D, Minimoog Voyager en de Moog Taurus baspedalen.
De minimoog
Voor zijn baanbrekende werk in de muziekwereld werd hij beloond met een aantal eredoctoraten aan Amerikaanse universiteiten. Ook kreeg hij een aantal Grammies toebedeeld.
Toch bleef hij met beide benen op de grond. In een interview verklaarde hij “Ik ben technicus. Ik zie mezelf als instrumentenmaker en de muzikanten zijn mijn klanten”.
Hij stierf, 71 jaar oud, op 21 augustus 2005.
Wendy Carlos (14 november 1939 -)
Wendy Carlos, geboren op 14 november 1939, was al vroeg verslingerd aan de muziek. Op haar 6de jaar had ze al pianoles; daarnaast ontwikkelde zij een talent voor grafische vormgeving en wetenschap. Op haar veertiende had ze zelf al een computer gebouwd, lang voordat deze bekend werden. Na haar universitaire studies op het gebied van muziek, natuurkunde en compositieleer ging ze aan het werk als opnametechnicus. Daardoor maakte ze kennis met Robert Moog, die bezig was met de bouw van een synthesizer. Al snel werd ze betrokken bij de verdere ontwikkeling van dit instrument. Zo was het haar idee de aanslaggevoeligheid van het instrument te verbeteren ten gunste van de dynamiek en de muzikaliteit.
Wendy Carlos en een vroege synthesizer
Daarnaast begon zij zelf te experimenteren met de muziek van Bach, met als doel deze via de Moog synthesizer doorzichtiger en toegankelijker te maken voor het grote publiek. Dit mondde uit in de LP Switched on Bach, waarop Carlos onder andere diens Derde Brandenburgse Concert vertolkte. In 1968 bereikte dit album de platina status. En de synthesizer was vanaf die tijd een onmisbaar instrument in de hedendaagse muziek.
Na Switched on Bach nam Wendy in 1969 The Well-Tempered Synthesizer op. In 1973 kwam Switched on Bach II uit.
Intussen had ze al muziek voor de soundtrack van A Clockwork Orange gemaakt en ‘Sonic Seasonings’ uitgebracht, een new-age achtig project waarin natuurgeluiden met muziek werden gecombineerd.
Niet alleen in muzikaal opzicht was ze vooruitstrevend. Ook in haar openheid over haar seksuele identiteit (geboren als man, later tot vrouw getransformeerd) was ze anno 1979 haar tijd ver vooruit. Walter Carlos uit 1968 is dus dezelfde persoon als Wendy Carlos uit 1979. Carlos is tot op heden op velerlei terreinen actief. Zij heeft een zeer uitgebreide website: http://www.wendycarlos.com/
Het adagio uit het Derde Brandenburgs Concert
In haar streven de muziek van Bach dichter bij de moderne mens te brengen, haalde ze een grapje uit met het Adagio uit het Derde Brandenburgse concert. Hiervan had Bach dus maar twee akkoorden genoteerd (A mineur en B); de rest moest er maar bij geïmproviseerd worden. Er zijn dan ook geen opnames te vinden van dit deel. Behalve op de LP Switched on Bach uit 1968 van Wendy (toen nog Walter) Carlos. Het is een zeer swingend stuk, ondanks het gedragen tempo, dat je vanaf de eerste beluistering mee op reis neemt naar een tot nu toe onbekende klankenwereld. Naar mijn idee heeft Carlos dit stuk zo in elkaar gezet dat het kon dienen als artistieke staalkaart voor het nieuwe muziekinstrument.
1 Een theremin is eenelektronischmuziekinstrument dat bespeeld wordt door de afstand tussen de handen en twee antennes te variëren. De speler raakt het instrument niet aan. De theremin werd uitgevonden doorLéon Theremin in 1919.
2 Raymond Scott werd bekend door het componeren van filmmuziek bij tekenfilms als Bugs Bunny, Daffy Duck en Looney Tunes. Daarnaast vervulde hij vanaf de dertiger jaren al een voortrekkersrol in het ontwikkelen van elektronische muziek.
Op zaterdagavond 4 oktober organiseerde het Draaiorgelmuseum Haarlem een concert met in de hoofdrol het Cubaanse draaiorgel Cien Años de Tradiçion, begeleid door Jaap de Kwaasteniet met zijn percussionisten. Het orgel werd regelmatig afgelost door het optreden van de swingende band Latin Adventure.
Na een wat aarzelende start begaven zich steeds meer paren op de dansvloer om zich over te geven aan het swingende ritme van de salsa. Tegen twaalven stond vrijwel iedereen op de dansvloer. Opmerkelijk was de aanwezigheid van een groot aantal leden van het Haarlemse Coro Cantoro, “het zonnigste koor van Nederland”.
De Cubaanse avond wordt eens per jaar door het museum georganiseerd en gezien het grote aantal bezoekers en de gemoedelijke sfeer zet het bestuur deze traditie hopelijk voort.
Cien Años de Tradiçion is een echt Cubaans draaiorgel, dat swingende mambo’s en rumba ten gehore brengt. Het werd door twee Cubaanse orgelmannen naar Europa gehaald, waar het thans door Leon van Leeuwen, lid van de Perlee orgelfamilie, beheerd wordt. De Fransen importeerden het draaiorgel via Haïti naar Cuba. Cuba is het enige niet-Westerse land met een uitgebreide draaiorgeltraditie.
Op deze avond serveerde mobiele cocktailbar De Blusbus toepasselijke cocktails met en zonder alcohol. Andere drankjes kon je betrekken bij de bar van het museum.
Het Draaiorgelmuseum in Haarlem is in handen van de Stichting Het Kunkels Orgel (HKO). De oprichters ontfermden zich in 1958 al over een groot dansorgel van de firma Kunkels in Roermond. Na een ruim 10 jaar durende restauratie werd het orgel het pronkstuk van het museum dat in 1969 zijn deuren opende in een oude fabriekshal aan de Werfstraat in Haarlem. Eind jaren ’90 werd het museum met sluiting bedreigd en was de waardevolle collectie instrumenten gedoemd om in opslag te verdwijnen. Dank zij een ludieke protestactie werd dit voornemen afgeblazen. Sinds 2004 heeft het museum een plek in de Waarderpolder, alwaar vrijwel iedere zondag gratis toegankelijke concerten worden gegeven.
Rondleidingen zijn ook mogelijk. Ook is het museum beschikbaar voor bruiloften en partijen.
Mocht u het museum structureel willen ondersteunen dan is dat mogelijk: een donateurschap kost slechts 15 euro per jaar (meer mag natuurlijk ook). U krijgt daarvoor gratis toegang trot alle festiviteiten alsmede een mooi jaarverslag. Sinds 1 januari 2008 is stichting Het Kunkels Orgel een Culturele Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI). Dit heeft voor u als voordeel dat u uw donatie als aftrekpost kunt opvoeren bij uw belastingaangifte.
Rond 1960 bestormde een Britse folkgroep de hitparades: de Springfields. “Silver threads and golden needles” kon mij niet bekoren evenmin als “Dear hearts and gentle people”.
In 1963 kwam hun nummer “Island of dreams” voorbij op het krakerige radiootje dat ik boven op mijn slaapkamer koesterde als mijn grootste schat. Not my cup of tea, vond ik. The Springfields brachten een nasaal Amerikaans geluid voort dat mij te veel deed denken aan de muziek uit Nashville, die ik met alle kracht van mijn puberale overtuigingen, hartgrondig haatte.
Maar toen.
Na de intro kwam er een korte instrumentale break om ruimte te scheppen voor de solo.
Ik kon mijn oren niet geloven! Een schitterende fraai omfloerste stem met een geheel eigen klank verraste mijn oren. Zo kon je dus ook zingen! Elke keer dat ik het liedje hoorde, maakte het weer die verpletterende indruk. Die emotie voel ik nog steeds als ik het nummer hoor. Het succes van dit nummer bracht de zangeres, Dusty Springfield, ertoe een solocarrière te beginnen. Deze begon met “I only want to be with you” in 1963, een nummer geschreven en geproduceerd door Ivor Raymonde, die zijn sporen in de muziek al ruimschoots had verdiend en Dusty’s carrière bleef begeleiden tot zij de muzikale oversteek naar Amerika maakte.
In de negentiger jaren gaven The Pet Shop Boys haar carrière een nieuwe impuls door samen met haar “What have I done to deserve this” op te nemen, later gevolgd door “Nothing has been proved” en “In private”.
Dusty was van oudsher een dankbare prooi voor de roddelpers dank zij haar onuitstaanbare temperament en gedrag, wat toegeschreven werd aan premenstruele spanningen en haar biseksuele geaardheid. (Dat mocht in die dagen voor dames nog niet.) Ook was zij berucht om haar gevaarlijk uitziende topzware pruiken en flamboyante, zij het niet even smaakvolle, kleding. Maar dat doet op geen enkele manier afbreuk aan haar enorme zangtalent.
Medio negentiger jaren werd bij haar borstkanker geconstateerd. Na een aanvankelijke opleving overleed zij daaraan in 1999.
De Springfields echter blijken sinds 2011 weer aan de weg te timmeren met als frontvrouw Marina Berry. En na het uiteengaan van de originele Springfields ontfermde Dusty’s broer Tom (geboren als Dionysius P. A. O’Brien) zich over de Australische folkgroep The Seekers met Judith Durham als leading lady. Zij scoorden een aantal hits, waaronder I’ll Never Find Another You”, “A World of Our Own”, en “The Carnival Is Over”. “Island of dreams” vertolkten ook zij; op internet loopt een controverse over de betere versie: Dusty of Judith.
Geef mij die van Dusty maar.
Dusty Springfield werd op 16 april 1939geboren als Mary Isobel Catharine Bernadette O’Brien. Zij overleed op 2 maart 1999.
Lori Lieberman (geboren in 1951) was een wat schuchtere singer-songwriter, die in 1971 bij Capitol Records haar eerste platencontract kreeg en aldaar kennis maakte met het songschrijversduo Fox – Gimbel. Deze heren hadden hun muzikale sporen al ruimschoots verdiend door nummers te schrijven voor Barry Manilow, Jim Croce, Carly Simon en vele anderen. Ze componeerden ook veel nummers voor films en filmseries. Eén daarvan kent u waarschijnlijk wel: de herkenningsmelodie van The Love Boat.
Lori was in datzelfde jaar door een vriendin meegesleept naar een concert van Don McLean, die toen 26 jaar oud was. Zwaar onder de indruk van zijn optreden, vooral het nummer “Empty Chairs” (te vinden op de LP American Pie) schreef zij een gedicht dat zij deelde met Gimbel (haar toenmalige vriendje) en Fox. Zij zagen daar wel iets in en werkten haar poëtische tekst om tot de popsong “Killing me softly”. Althans, dat was het verhaal van Lori Lieberman.
Norman Gimbel werd volgens hemzelf geïnspireerd door de hoofdpersoon uit een Argentijnse roman die naar een pianist luisterde die zijn ziel op gevoelige wijze beroerde: “killing me softly with his blues”. Deze zinsnede noteerde hij in zijn ideeënboekje om daar later een liedje van te maken.
Charles Fox was weer een andere mening toegedaan. Volgens hem hadden hij en Norman het lied al op de plank liggen toen Lori het beluisterde en vertelde dat het haar deed denken aan haar gevoelens bij het optreden van Don McLean.
Deze controverse laaide weer op nadat Don McLean Lori in 2010 bij een van zijn concerten had uitgenodigd op het podium, bij welke gelegenheid hij “Empty Chairs” speciaal voor haar vertolkte. Hij verklaarde toen ook dat hij zeer vereerd was met het lied van Lori. Daarna was Norman Gimbel zo sportief toe te geven dat Lori Lieberman ’s versie van het verhaal de enige juiste was.
Lori Lieberman maakt nog steeds muziek. Ze neemt Cd’s op en toert de hele wereld rond. Nederland heeft een speciaal plekje in haar hart, omdat ze hier nog steeds een schare zeer trouwe fans heeft. Bij haar laatste tournee door Nederland in 2013 kwam ze in aanraking met het nummer “Watermensen” van de 3 J’s, wat haar inspireerde tot een Engelstalige versie onder de titel “Water”.
Roberta Flack
nam het nummer in 1973 op in een totaal ander arrangement en sfeer. Deze versie won in dat jaar de Grammy Award for best song of the year.
Ook hierbij hoort een bijzonder verhaal. Ms. Flack hoorde het nummer voor het eerst over de boordradio van een vliegtuig tijdens een binnenlandse vlucht. Ze beluisterde het een aantal malen achter elkaar, terwijl ze aantekeningen maakte over de melodie. Direct nadat ze geland was, zocht ze contact met Charles Fox. Twee dagen later ging ze aan het werk om een eigen versie van het nummer te creëren. Daarbij merkte ze fijntjes op dat ze (omdat zij verstand had van klassiek muziek ) bepaalde afwijkende keuzes maakte voor het akkoordenschema, volgens haar de verklaring van haar grote succes.
De versie van Lori Lieberman was, geheel in overeenstemming met haar aard, ingetogen, bescheiden en folk-achtig. De arrangeurs van Roberta Flack gooiden er een paar echokelders tegenaan, een sneller en ritmischer arrangement en vooral het forse stemgeluid van Ms. Flack. Deze versie veroverde de wereld en inspireerde meer dan 100 zangers en zangeressen tot het opnemen van een eigen versie. Een bloemlezing: Carly Simon, Carole King, Perry Como, The Jackson Five, Céline Dion, Anastacia en last but not least Susan Boyle.
Nog één keer kwam het hoog in de hitparades door de vertolking van The Fugees, duidelijk geënt op die van Roberta Flack, zij het dat de zangeres er Maria Carey-achtige trillers aan had toegevoegd.
Op het internet krioelt het voorts van de in allerlei talen verschenen versies, ook in het Nederlands. Ga niet zoeken! Houd het maar bij de versie van Lori Lieberman of desnoods die van Roberta Flack.