Enkele jaren geleden werd ik in een korte periode zo’n keer of zes geteisterd door een zenuwontsteking in mijn rug onder mijn linker schouderblad. In het begin weet je niet wat je overkomt, maar in de loop van het jaar kwam ik erachter, dat zo’n ontsteking veroorzaakt wordt door de combinatie van tocht, vocht en kou, en ongeveer zes dagen aanhoudt. Alle bewegingen doen pijn, maar dan in weeën-achtige aanvallen. Stil liggen en onbeweeglijk blijven hielp nog het beste.
Zes dagen stil liggen … wat doet dat met je … dat wil je echt niet weten.
Bij de voorvoorlaatste aanval was de combinatie van pijn en kramp zo hevig, dat ik binnen een half uur in de spreekkamer van de dokter lag. Die kon niets vinden (the story of my life) en verwees me door naar een neuroloog.
Daar volgde een MRI-scan waarop geen afwijkingen te zien waren. De neuroloog merkte bij deze gelegenheid vrolijk op, dat je er in zo’n rug vol zenuwen wel een paar kon missen. Dus werd ik doorgestuurd naar de pijnpoli voor verdere behandeling. Dat er in mij gesneden zou gaan worden, nam ik voor lief, want alles beter dan die vreselijke ontstekingen…
Toch met een onrustig gevoel ging ik naar de afspraak op de pijnpoli, de ingevulde vragenlijst in de klamme handen. De arts (anesthesioloog met pijnbestrijding als specialisatie) bleek een uitermate prettige man te zijn, die direct vertelde dat “we zomaar niet in een gezond lichaam gaan snijden”. Ik kreeg de keus tussen grosso modo twee mogelijkheden:
– medicatie met pillen tegen depressie (levenslang in te nemen, dat wel) of
– een TENS kastje inzetten bij het begin van de ontsteking.
Mijn keus viel direct op het vriendelijk uitziende TENS kastje.